SCHEPENBRIEVEN ANNO 1725 omtrent NEIGEM


11.01.1725 : verkoop van 10.04.1723 hier genoteerd

Present : de meier , Jacobus Oriens en Jan De Boeck


Betreffende de eerlijkheid van de officier en gezien het gerechtelijk verleden van de Edele heer van LvW

Deze verklaring moeten we zien in het licht van de veroordeling door de Raad van Vlaanderen van ridder Anthoon Van Cauteren heer van Nederbrakel die beschuldigd werd van het gebruik van valse maten bij het meten van graan.  De weledele heer gebruikte valse mokens om de hoeveelheid graan te meten . Hij werd veroordeeld tot 2 boetes respectievelijk van 1500 R en van 300 R en bovendien diende hij de proceskosten te betalen .

Volgens de verklaring van Jan Van Bossuyt werd er niet gefraudeerd met de maat in het land van Wedergrate .

17.02.1725 : Jan Van Bossuyt fs. Hendrikx officier van lande van Wedergrate , " sieck te bedde ligghende ende nochtans sijn goet verstant ende memorie hebbende ende gebruyckende "

Verklaart onder plechtige eed ( onder solempnelen eede ) in handen van de meier , dit zonder druk van buitenuit , " sonder persuatie van jemanden dan alleenelijck in faveur van justitie " ,

dat hij op verzoek van de heer van LvW in zijn kwaliteit als officier gedurende de tijd van 40 jaar , zowel op verzoek van wijlen den Edelen heere Marquis van Boissiers als van Mhr. Petrus Anthon Van Cauteren ook in zijn leven geweest heere van LvW , verzocht geweest is om " op hunnen casteels neffens Neijgene " te doen " de metinghe van tarwe , cooren ende haver " en dit van de heerlijke renten die de debiteurs aan de heer van LvW schuldig waren

Verklaart altijd gemeten te hebben met " Nienofssche veertel ofte vat " , zonder dat hij ooit van andere maten heeft gehoord en evenmin gezien ( de heer gebruikte extra-grote mokens om meer opbrengst te hebben in Nederbrakel )

En hij verklaart dat er nooit enige contradictie is geweest

Present : de meier , Jan De Boeck en Jacobus Oeriens schepenen